Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7079

Datum uitspraak2009-09-03
Datum gepubliceerd2009-09-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 08/2603
Statusgepubliceerd


Indicatie

Parkeerbelasting. Forfaitaire parkeerduur van een uur.
Weliswaar biedt de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 234, vierde lid, van de Gemeentewet aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van eiseres dat ruimte zou bestaan om parkeerbelasting na te heffen over een parkeerduur van minder dan een uur. Gelet op de eenduidigheid van het in dit artikellid bepaalde kan aan interpretatie van dit artikellid, al dan niet aan de hand van de totstandkomingsgeschiedenis daarvan, echter niet worden toegekomen.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 08/2603 Uitspraakdatum: 3 september 2009 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde [gemachtigde], en de heffingsambtenaar van de gemeente ’s-Hertogenbosch, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Verweerder heeft op 1 maart 2008 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, bestaande uit € 1,70 ter zake van nageheven parkeerbelasting en € 49,00 ter zake van naheffingskosten. Eiseres heeft tegen de naheffingsaanslag op 11 april 2008 bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 16 juni 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd. Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar bij brief van 25 juli 2008, ter griffie ontvangen op 25 juli 2008, beroep ingesteld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2009. Eiseres is verschenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [...] en [...]. 2. Feiten Op zaterdag 1 maart 2008 om 12.13 uur heeft de verbalisant met nummer [nummer] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd met betrekking tot een [merk] personenauto met het kenteken [kenteken]. Deze personenauto stond geparkeerd op een parkeerplaats bij een parkeerautomaat met kaarten op de [straat] te [plaats], terwijl op genoemd tijdstip de parkeertijd was verstreken. Eiseres is eigenaar van deze personenauto en heeft deze op 22 december 2007 ook op de desbetreffende parkeerplaats geparkeerd. Eiseres heeft toen een parkeerkaart gekocht van € 0,40 voor 14 minuten, te weten van 11.49 tot 12.03 uur. Voor de parkeerplaats was betaald parkeren van toepassing op zaterdagen vanaf 9.00 uur tot 18.00 uur. Ter plaatse gold een tarief van € 1,70 per uur. 3. Geschil Aan de orde is of verweerder terecht in de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft gehandhaafd. Daarbij is uitsluitend in geschil het bedrag aan nageheven parkeerbelasting en niet tevens het bedrag aan naheffingskosten. Eiseres heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de parkeertijd met minder dan een uur is overschreden en dat verschuldigde parkeerbelasting dus minder dan een uur bedraagt. Verweerder heeft € 1,70 aan parkeerbelasting opgelegd, zijnde het parkeertarief voor een uur parkeren. Eiseres is van mening dat zij de parkeertijd met slechts met twaalf minuten heeft overschreden en dat verweerder derhalve een bedrag van € 0,34 aan parkeerbelasting had moeten naheffen. Eiseres verwijst naar de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 234, vierde lid, van de Gemeentewet, Kamerstukken II 1989/90, 19 405, nummer 13, bladzijde 12. Verweerder heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 234, vierde lid, van de Gemeentewet voorop heeft gestaan dat naheffing van parkeerbelasting plaatsvindt over de forfaitaire parkeerduur van een uur. Slechts indien ten tijde van de constatering duidelijk is dat minder dan een uur parkeerbelasting is verschuldigd, dient het mindere in rekening te worden gebracht. Verweerder is van mening dat terecht een naheffingsaanslag over de forfaitaire parkeerduur van een uur is opgelegd. Daarbij is van belang dat door eiseres weliswaar is gesteld, maar op geen enkele manier is bewezen, dat zij om 12.15 uur bij haar auto is teruggekeerd en derhalve voor minder dan een uur te weinig parkeerbelasting heeft voldaan. De stelling van eiseres snijdt naar de mening van verweerder dan ook geen hout. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. 4. Beoordeling van het geschil Artikel 234, vierde lid, van de Gemeentewet luidt als volgt. Ingeval een naheffingsaanslag wordt opgelegd, wordt deze berekend over een parkeerduur van een uur, tenzij aannemelijk is dat het voertuig langer dan een uur zonder betaling geparkeerd heeft gestaan. De rechtbank constateert dat uit voormeld artikellid volgt dat het uitgangspunt is dat de naheffingsaanslag wordt opgelegd over een parkeerduur van een uur. De enige uitzondering die in dit artikellid is voorzien betreft de, hier niet toepasselijke, situatie dat aannemelijk is dat het voertuig langer dan een uur zonder betaling geparkeerd heeft gestaan. Ook overigens is in de voor parkeerbelasting toepasselijke regelgeving behoudens de voormelde uitzondering niet voorzien in een uitzondering op dit uitgangspunt. Voormeld artikellid is dwingend geformuleerd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit artikellid in een geval als het onderhavige voorts niet voor meerdere uitleg vatbaar. Weliswaar biedt de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 234, vierde lid, van de Gemeentewet aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van eiseres dat ruimte zou bestaan om parkeerbelasting na te heffen over een parkeerduur van minder dan een uur. Gelet op de eenduidigheid van het in dit artikellid bepaalde kan aan interpretatie van dit artikellid, al dan niet aan de hand van de totstandkomingsgeschiedenis daarvan, echter niet worden toegekomen. Uit het voorgaande vloeit voort dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht de naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft berekend over de parkeerduur van een uur, zodat verweerder als naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht een bedrag van € 1,70 heeft geheven. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. 5. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken of te bepalen dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht dient te vergoeden. De rechtbank beslist als volgt. 6. Beslissing De rechtbank, verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door mr. T. van de Woestijne als rechter in tegenwoordigheid van E.H.J.M.T. van der Steen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2009. Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ te ’s-Hertogenbosch. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. Partijen kunnen ook beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Dit is echter alleen mogelijk indien de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.